De zonnestralen schijnen door het witte gordijn mijn kamer binnen. Vermoeid gaan mijn ogen open. Ik realiseer mij dat het vandaag mijn verjaardag is. ‘Joehoe’, juichend spring ik mijn bed uit. Ik trek mijn nieuwe witte jurk aan die mijn moeder mij cadeau heeft gegeven. Ik sprint de trap af naar de keuken. Daar aangekomen hoor ik een mysterieus, schrapend geluid en een zacht griezelige lach. Ik sluip de keuken in. Ik zie een zwart gedaante bij het aanrecht een mes slijpen. Stapvoets schuif ik ernaartoe. Het wordt mij allemaal steeds duidelijker.
Het is mijn moeder in haar zwarte jurk. Ze draait zich om en kijkt mij aan met een warme, maar toch een beetje koude glimlach. ‘Gefeliciteerd met je achttiende verjaardag’, zegt ze. ‘Na het eten staat een grote verrassing voor je klaar.’ Na het eten stuurt ze mij naar buiten.
Buiten aangekomen zie ik een grote zwarte bus. Waarbij alle ramen geblindeerd zijn. De chauffeur stapt uit. Er gaat een grote rilling door mijn lichaam. Het ziet er niet menselijk uit. Voordat ik hem helemaal kan zien, krijg ik een blinddoek om. Mijn moeder fluistert in mijn oor: ‘Dit is het begin van je nieuwe leven.’ Mijn nieuwe leven, denk ik vragend. Het klinkt een beetje geheimzinnig en angstaanjagend. Mijn haren beginnen spontaan recht overeind te staan.
De deuren hoor ik dicht gaan. Het is erg benauwd. Ademhalen begint pijnlijk te worden. Buiten hoor ik stilletjes mensen praten. Ik probeer mee te luisteren. Hé, hoor ik het nou goed, hebben ze het nu over een fabriek, machine, verbranding? Nee, dat kan toch niet. Ik raak gefrustreerd en ik wil gaan schreeuwen, maar er komt niets uit mijn mond.
Paar uur later…
Ik vraag mij af hoelang we al aan het rijden zijn. Al een tijdje voel ik een soort windvlaag door de bus heen gaan met een aparte geur en een rare smaak. Mijn hele lichaam wordt stijver en stijver en begint geleidelijk in slaap te vallen. Ik ben maar aan het gapen en aan het gapen, totdat ik in dromenland terechtkom. Ik schrik wakker van een abrupt luidruchtige knal. De bus is gestopt met rijden en ik word de bus uitgetrokken. Mijn lichaam is helemaal verstijfd geraakt door de busreis. Ik strek mijn armen en benen uit. Ik voel iemand naast mij staan.
Ik doe mijn blinddoek af, maar het is pikdonker.
Plotseling gaan er grote felle lampen aan. Ik knijp mijn ogen dicht. Voorzichtig open ik mijn ogen, zodat ze kunnen wennen aan het felle licht. Ik kijk rond en ik zie allemaal jongeren om mij heen staan. Ik gok dat ze even oud zijn als ik. Misschien zijn ze vandaag allemaal jarig en zijn ze hier ook voor de verrassing, denk ik.
Voordat ik verder kan denken, hoor ik zware voetstappen dichterbij komen. Een grote gedaante komt tevoorschijn in een zwart pak met leren handschoenen. Het ziet er onmenselijk uit. Mijn gevoel zegt dat ik hem al een keer eerder heb gezien. Hij kijkt mij aan met zijn koude blik en vuurrode ogen. Hij drukt op een rode knop. De bodem onder mijn voeten beginnen te verschuiven. Als enige ga ik de donkere tunnel in. Ik kom terecht in een duistere hal met een buitengewoon grote machine. De gedaante stopt een pil in mijn mond. Mijn maag begint te branden. Mijn huid begint te gloeien.
Ik voel mij niet op mijn gemak. Ik wil weg hier en begin allemaal ontsnappingen te bedenken. Waarop de gedaante naar mij toe komt en mij vastpakt. Hij fluistert in mijn oor: ‘Kind, je kunt niet ontsnappen. Dit is jouw lot en daar kun je niets aan veranderen.’ Hij kan gedachten lezen, denk ik geschrokken. Hij sleept mij naar de machine toe en zet mij op de loopband voor een grote open deur. Ik voel veel warmte uit de deur komen. Het is zo donker dat ik de bodem niet kan zien. Ik draai om en ik zie mijn moeder achter mij staan. Ze duwt mij de deur door. Ik val de donkere warmte in.
De volgende dag
De zon schijnt door mijn raam. Mijn ogen gaan krakend open. Stroef kruip ik mijn bed uit. Been voor been schuif ik naar mijn grote spiegel. In de spiegel zie ik een staal gedaante voor mij. Hé, ben ik dat, vraag ik mij verbaasd af. Op mijn borstkas zie ik een rood knopje. Uit nieuwsgierigheid druk ik erop. Ik verander weer terug naar mijn eigen lichaam. Alles valt als puzzelstukken in elkaar. ‘Dus dit is wat mijn moeder bedoelt met een nieuw leven’ zeg ik. ‘We veranderen allemaal in een robot.’
Het einde